Maandag moest ik
weer de kinderen afdroppen op school, want er is nog geen verbetering met
Isabelle’s rug en nek. En eigenlijk vind ik dit best leuk omdat dit iets is wat
ik normaal mis. Zoals de babbels van mijn dochter in de auto.
A: “Papa wanneer mag ik weer met je mee naar het
werk”
H: “Waarom, vind je dat zo leuk?”.
A: “Ja want ik vind de mensen op je werk zo
aardig”.
Twee minuten
later;
A: “Maar wij zijn ook aardig voor de mensen op
je werk, want wij brengen koekjes mee”. Wat inderdaad klopt, want de vorige
keer brachten we inderdaad zelf gebakken koekjes mee.
Dit deed me
denken aan een leuk gesprek met haar laatste keer toen ze op mijn werk was. Ze
kon niet begrijpen dat mijn baas in Seattle zit.
A: “Wie is je baas?”, “Waar is je baas?”, “Waarom is
je baas niet hier?”. Ik probeerde al deze vragen zo goed mogelijk te
beantwoorden en het haar uit te leggen, maar dat lukte niet goed. Want enkele
minuten later kreeg ik de vraag “Zit je
baas in de gevangenis?”.
Het afdroppen
vandaag eindigde met het zingen van “O Canada”, het volkslied. Wellicht ben ik
dan eindelijk het vierde en dus laatste gezinslid dat het Canadese volkslied in
de vingers krijgt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten